Gebruik van onroerend goed

Naast het bezit van onroerend goed moet het gebruik worden onderscheiden. De bezitter is vaak tevens de gebruiker, maar veel onroerend goed werd gebruikt door anderen dan de bezitter.

Het verhuren van het onroerend goed kan in een akte van huur en verhuur zijn vastgelegd. De namen van huurder en verhuurder werden vastgelegd en verder gegevens over het verhuurde, de huurprijs, de huurtermijn en eventuele clausules over de betalingen van belastingen, over onderhoud, reparaties en het gebruik. In Friesland komen we ook huurcontracten tegen in de registratieboeken.

Verpachting en erfpacht waren ook mogelijkheden om iemand tijdelijk en tegen vergoeding een onroerend goed in gebruik te geven. Pachtcontract (Vl-349) Erfpacht kon worden geregeld via de akte van uitgifte (Noord-Brabant). Lening tegen gebruikspand (Gehlen-91)
Via een akte van vruchtgebruik kon iemand het gebruikersrecht tijdelijk afstaan.

Naast de gebruikers die via het oud-rechterlijk archief zijn te traceren kan het ook zijn dat registratie van de goederen elders is terug te vinden (afhankelijk van de eigenaar). Te denken valt aan
- domeinen
- tijnsen (Noord- en Midden-Nederland) of cijnzen (Zuid-Nederland en Vlaanderen)
- lenen
- marken (Oost-Nederland).

Ook kapittels, kloosters, kastelen, huizen en (aanzienlijke) families hadden veelal de nodige goederen in bezit, waarvan de gebruikers voor verschillende doeleinden werden geregistreerd. Enkele voorbeelden:
Friesland - in het register der Geestelijke Opkomsten van Oostergo zijn gebruikers van kerkelijke goederen terug te vinden (ook in druk uitgebracht)
Utrecht - in de kapittelarchieven zijn goederenregisters waarin onder andere de erfpacht werd geregistreerd
Gelderland - de pacht van kerkelijke goederen kan te traceren zijn via pachtboeken.
Vlaanderen - landboek, confiscatielijst

Zie ook:


Naar het menu van dit thema