Plakkaat
inzake gemengde huwelijken van personen van 'de ware religie' en
katholieken 1750 |
|
Genealogisch domein |
|
Overzicht van historische bronnen |
|
Algemeen Rijksarchief Den Haag, Isaac Scheltus, 'Groot-placaetboek, vervattende de placaten, ordonnantien ende
edicten van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden ....[etc]', deel 7 (Den
Haag, 1770),
blz. 813-815, bibliotheeksignatuur H 21 D-7.
Placaat van de Staaten Generaal, raakende
de Huwelyken tusschen Persoonen van de waare Gereformeerde of Protestantsche
Religie en die van de Roomsche Godsdienst. Den 3e Juny 1750.
De Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden, allen den
geenen die deezen zullen zien of hooren leezen, salut: Doen te weeten, Alzoo Wy
tot Ons leedweezen onderricht worden, dat in het District van de Generaliteit,
meer en meer koomen in te kruipen Huwelycken tussen Persoonen van de
Gereformeerde en die van de Roomsche Godsdienst, waar uit niet alleen veele
twisten en oneenigheeden tussen zoodanige Echtgenooten, derzelver Kinderen en
Huisgezinnen ontstaan, maar waar door ook komt te gebeuren, dat eenige, zoo niet
alle de Kinderen, uit zoodanige Huwelyken gebooren, in de Roomsche Religie
worden opgevoed, ja dat zelfs zulke Gereformeerde Echtgenooten door lastige
aanhoudingen en vexatien van haar Roomschgezinde Mans of Vrouwen, en derzelver
aanhang worden gepermoveert en verleid, om, tot openbaare ergenisse, de waare
Gereformeerde Religie te verlaaten, en zich te begeeven tot de Roomsche
dwaalingen.
ZOO IST, dat Wy willende voorkoomen, dat Onze goede Ingezeetenen door jonkheid
van jaaren, onbezonne driften, en zonder overweeging van de beklaaglyke en
verderffelyke gevolgen van de voorsz. Huwelyken tot het aangaan van dezelve
worden verleid, en in teegendeel aan de zulken die daar toe reeds een voorneemen
mochten hebben, of in eenige zoodanige Huwelyks- of Trouwbeloften zyn gewikkelt,
de tyd en geleegentheid willende geeven om te luisteren na de goede
raadgeevingen, en van het voltrekken van die voorneemens of engagementen af te
zien, na ingenoomen advis van den Raad van Staate der verenigde Nedrlanden,
goedgevonden hebben te statueeren en vast te stellen, zoo als Wy statueeren en
vaststellen by deeze:
Eerstelyk, dat aan geene Persoonen van de waare Gereformeerde of Protestantsche Religie, of dezelve toegedaan en daar in opgevoed, het zy Militaire of andere, van wat staat zy zouden moogen zyn, eenige Huwelyksgebooden met Persoonen van de Roomsche Religie zullen moogen worden gegunt, zoo lang de Manspersoonen den ouderdom van vyf en twintig, en de Vrouwspersoonen die van twintig jaaren niet volkoomen zullen hebben vervult, waar van by exhibitie van extracten uit de Doopregisters, aan die geene die de Huwelyksgebooden moeten inschryven, zal moeten blyken, zonder onderscheid of dezelve Persoonen reeds in eerderen Huwelyke mochten zyn getrouwt geweest dan niet; op poene dat de inschryvinge van de voorsz. Persoonen, contrarie dit Artikel gedaan, en de Huwelyken daar op gevolgt, zullen zyn nul en onbestaanbaar, en de Kinderen daar uit gebooren wordende, onwettig, zonder ooit gelegitimeert te moogen worden.
Ten anderen, dat alle trouwbeloften tussen de voornoemde Persoonen, van wat jaaren zy zouden moogen zyn, het zy mondeling of ook schriftelyk, reeds gegeeven, of noch te geeven, zullen zyn absolut krachteloos en zonder effect, en dat het dienvolgende aan alle de voornoemde Persoonen ten weederzyde zal vrystaan om ten allen tyde, niet alleen voor het aanteekenen van de Huwelyksproclamatien, maar zelfs na dat die reeds zouden moogen zyn gegaan, van de voorsz. trouwbeloften te resilieeren en af te gaan, zonder dat het aan eenig Rechter gepermiteert zal zyn op de voorsz. trouwbeloften recht te doen, veel min iemand tot het nakoomen van zoodanige trouwbeloften te constringeeren.
Ten derden, dat de Huwelyksproclamatien van de voorsz. Persoonen boven de vyf en twintig en twintig jaaren respective oud zynde, in plaats van dien, ingevolge Ons Echtreglement, te gaan van week tot week, zullen moeten gedaan worden van zes weeken tot zes weeken, op gelyke poene, zoo ten aanzien der voorsz. proclamatien, als van een daar op gevolgt Huwelyk, als hier voor in de het eerste Artikel is gestatueert.
En dewyl Wy beducht zyn, dat Onze goede intentie zoude kunnen worden geėludeert door zoodanige Gereformeerden of Protestanten, die, om met Roomschgezinden te trouwen, zoo verre zich zouden laaten verleiden, om voor het aanteekenen der gebooden, tot het Roomsch Geloof over te gaan, ten einde dus niet onderheevig te zyn aan het geen hier voor is gestatueert; zoo willen en beveelen Wy noch, dat aan geene Persoonen, van wat jaaren of staat zy zouden moogen zyn, die de waare Gereformeerde of Protestantsche Religie beleeden hebbende, of dezelve zullen hebben verlaaten, en tot de Roomsche zullen zyn overgegaan, en vervolgens
met Persoonen van de laastgemelde Religie zich in Huwelyk zouden willen begeeven, eenige Huwelyksgebooden met Roomschgezinden zullen moogen worden gegunt, dan na verloop van een jaar, na dat zy de Gereformeerde of Protestantsche Godsdienst verzaakt, en van het Roomsche Geloof professie gedaan zullen hebben gehad, waar van zy behoorlyk en voldoende bewys zullen moeten vertoonen aan die geenen door welke de gebooden aangeteekent worden, meede op de poene by het voorgaande eerste Artikel gemeld; en dat daarenboven omtrent zulke Persoonen meede plaats zal hebben al het geen in de hier voorgemelde Artikelen is gestatueert, even als of zy de Gereformeerde of Protestantsche Religie niet hadden verlaaten.
En alzoo het insgelyks, tot verydeling van Onze salutaire intentie, zoude kunnen gebeuren, dat zelfs Roomschgezinden zoo verre zouden gaan, van in uitterlyke schyn haar Religie te verlaaten, en tot de Gereformeerde of Protestantsche over te gaan, teneinde met een Persooen van deselve Religie te kunnen trouwen, zonder aan het voorschrift van dit Placaat gehouden te zyn, doch met intentie om na het voltrokken Huwelyk tot het Roomsche Geloof weeder te keeren; zoo is laastelyk Onze wille, dat, tot voorkooming van het zelve, omtrent Persoonen van de Roomsche tot de Gereformeerde of Protestantsche Religie overgegaan, en met iemand van dezelve Religie willende trouwen, vice versa, meede zal obtineeren al het geen hier voor ten reguarde van Gereformeerden of Protestanten, tot de Roomsche Godsdienst overgaande, is gestatueert.
En worden alle Magistraaten, Commissarissen van Huwelykszaaken, Kerkenraaden, en Predikanten, door welke de inschryvinge der gebooden gedaan en de Trouw gesolemniseert word, respectivelyk gelast, naauwkeurig te letten en zorge te draagen, dat dit Ons Placaat behoorlyk en exactelyk in alle deelen nagekoomen worde, op de verbeurte van honderd zilvere ducatons by een ieder van dezelve, die contratie het voorsz. gestatueerde de gebooden ingeschreeven, of den Trouw gesolemniseert zal hebben, te appliceeren een derdepart ten behoeve van den Officier die de calange zal hebben gedaan, het tweede derdepart ten behoeve van de Aanbrenger, en het resteerende derdepart ten profyte van den Armen van de Plaats daar de contraventie zal weezen begaan.
En dit alles onvermindert het geen gestatueert is by Ons Echtreglement in het generaal, voor zoo verre het dit jeegenwoordig Placaat niet contrarieert, en specialyk by het vierde Artikel van het zelve Echtreglement, teegens het ondertrouwen, of hertrouwen, door die van de Roomsche Geestelykheid, als meede by Onze Resolutien van den 3e Maart 1739, raakende het trouwen van Gereformeerde Militaire en politicque Officieren met Roomschgezinde Vrouwen, alle welke Wy willen dat zullen blyven in volkoomen vigeur en observantie.
En ten einde niemand hier van eenige ignorantie koome te pretendeeren, lasten en beveelen Wy dat deeze alomme in het District van de Generaliteit zal worden gepubliceert en geaffigeert, daar zulks behoord en gebruikelyk is, want Wy zulks voor den dienst van den Lande, en ten heile van Onze goede Ingezeetenen bevonden hebben alzoo te behooren.
Aldus gedaan en gearresteert in 's Gravenhage, onder het Cachet van den Staat, de Paraphure van den Heer Pręsideerende in Onze Vergaderinge, en de Signature van Onzen Griffier, op den 3e Juny 1750. Was geparapheert, d' Ablaing van Giessenburg, Onderstond, Ter Ordonnantie van de hooggemelde Heeren Staaten Generaal, Geteekent, H. Fagel. Zynde op het spatium gedrukt het Cachet van Haar Hoog Mog. op een rooden ouwel, overdekt met een papiere ruite.
© 2001 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net