Genealogie
De Smit |
|
Genealogisch domein |
|
Genealogisch materiaal |
|
DE FAMILIENAAM DE SMIT
De oorsprong van de naam De Smit zal wel gezocht moeten worden in het beroep van smid. Of hier sprake is geweest van een ijzersmid, danwel een goud- of zilversmid, is niet geheel duidelijk. Tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen gevonden, dat de eerste twee vermelde generaties van de hier beschreven familietak De Smit het vak van goud- of zilversmid uitoefenden.
In deze genealogie zal telkens de naam De Smit worden gebruikt, maar vóór de invoering van de Burgerlijke Stand kwamen er ook varianten voor zoals Smit, Smidt, Smet en De Smidt; in Vlaanderen werd de naam vaak aanéén geschreven, bijv. als Desmit.
In 1947 is er in Nederland een volkstelling geweest, waaruit een overzicht is samengesteld van alle familienamen zoals die in Nederland voorkwamen. Zo vinden we voor de familienaam De Smit de volgende verdeling binnen Nederland (de drie grote steden zijn apart vermeld en hun gegevens zijn niet opgenomen in de totalen van de provincies):
Provincies: | Aantal gemeenten: | Aantal personen: | |
Groningen | 1 | 3 | |
Friesland | 1 | 6 | |
Drenthe | 1 | 1 | |
Overijssel | 3 | 13 | |
Gelderland | 10 | 14 | |
Utrecht | 9 | 37 | |
Noord-Holland | 25 | 110 | |
Zuid-Holland | 19 | 58 | |
Zeeland | 36 | 506 | |
Noord-Brabant | 19 | 57 | |
Limburg | 4 | 8 | |
Grote steden: | |||
Amsterdam |
1 | 89 | |
's-Gravenhage |
1 | 47 | |
Rotterdam |
1 | 129 | |
Totaal: |
131 gemeenten | 1078 personen |
We zien de grootste concentratie in Zeeland, met 506 personen, waarbij het niet duidelijk is of dit grote aantal te maken heeft met de familie(s) De Smit in het Vlaamse land. Op 31.5.1947 is van de hierna beschreven familie De Smit het volgende aantal personen in leven:
- generatie VII: 1 persoon
- generatie VIII: 5 personen
- generatie IX: 8 personen
DE GENEALOGIE DE SMIT
Van dit geslacht De Smit is nog niet duidelijk waar het oorspronkelijk vandaan komt. In de plaats Brugge komt de naam (De) Smit aan het eind van de 17de eeuw veel voor. De stamvader van dit geslacht kent nog zeker drie naamgenoten Philippus de Smit die in de periode 1689-1696 worden genoemd, echter elk met een andere echtgenote en vrijwel zeker ook allemaal van elkaar verschillend, d.w.z. er heeft geen hertrouw plaatsgevonden met een andere echtgenote.
Twee dopen zijn er gevonden, waarbij het zou kunnen gaan om de doop van de stamvader van dit geslacht:
Afgaande op deze twee dopen lijkt
eerstgenoemde het meest voor de hand liggend, al blijft hierbij voorzichtigheid
zeker geboden: het oudste (bekende) kind Clara zou genoemd kunnen zijn naar
Clara Sijs, die wellicht de moeder was Adriana Beck; het tweede kind zou dan
genoemd zijn naar zijn grootvader Philippus. De naam Judoca komt ook voor bij de
kinderen van de stamvader, maar dat lijkt weer wat laat in de kinderrij te zijn,
als Judoca ook de naam van de grootmoeder van vaderszijde zou zijn. Herkomst van
buiten de plaats Brugge moet echter zeer zeker nog niet worden
uitgesloten!
De gegevens (incl. de meestertekens) van de tak die voortspruit uit Carolus Philippus
(Charles-Philip), het vierde kind van II.a, zijn afkomstig uit Valerie Vanhoutte,
Het ambacht van de zilversmeden te Kortrijk in de tweede helft van de 18de eeuw,
Universiteit Gent, 2000; het grootste deel van haar gegevens zijn ontleend aan
het werk van Paul Debrabandere, De Kortrijkse Edelsmeedskunst, Kortrijk
1979, m.n. pag. 200-237.
In de database van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel zijn nog enkele edelsmeden aangetroffen te Gent:
Op http://www.provant.be/sterckshof/nederlands/sh3n.htm(Zilvermuseum
Sterckshof, Antwerpen-Deurne) worden nog twee Gentse edelsmeden
genoemd met dezelfde schrijfwijze van de familienaam: Smidts. Het zijn
"de zoutvaatjes van Herman Jan Smidts (1761) en de tafelkandelaars van
Maria Theresia Smidts (1762)".
Het is nog niet onderzocht of er een verwantschap is met de Brugse familie De
Smit.
I - Philippus de Smit
Overl. tussen 21.5.1733 en 29.12.1736, tr. Brugge 1.5.1691 Adriana Beck; de kinderen uit dit huwelijk werden, voor zover niet anders aangegeven, gedoopt in Brugge (St. Gillis):
N.B.: Vermoedelijk is het een kind van dit echtpaar, waarvan het overlijden op 27.8.1707 wordt aangegeven in de St. Salvatorkerk.
Interessant is de aantekening die staat vermeld bij het huwelijk van dit echtpaar. Men huwt namelijk, nadat al eens eerder een niet geldig huwelijk was voltrokken door een hulppastoor. Deze aanduiding wijst in de richting van een "hollandse" pastoor. Vooralsnog is dit niet verder verklaarbaar.
Catharijna Beck is zeker een zuster van Adriana, maar hoogstwaarschijnlijk is de doopgetuige Magdalena Beeck ook een zus van haar, evenals de elders aangetroffen Isabella Beck:
- Catharijna Beck, overl./begr. Brugge
18.4.1706, tr. Brugge 21.10.1696 Jacobus Gadijne; men handelde in drank;
wellicht is zij identiek aan Catharine Beck, d. Brugge 10.7.1668, dr. van
Joannes Beck en Maria Doulage
- Magdalena Beeck, doopgetuige bij het vierde kind
- Isabelle Clare Beck, overl. Brugge 2.5.1729, dr. van Joos Beck en Clare Sijs, tr.
Willem de Goe
II.a - Philippus Joannes de Smit
D. Brugge 28.9.1695, winkelier, tr. Brugge 3.2.1718 Judoca van Damme, overl. Brugge 30.8.1750, dr. van Jacob van Damme en Catarina Beerlant (beiden overleden te Sluis). Het echtpaar had de volgende kinderen, geboren en gedoopt (St. Jacobs) in Brugge:
Ook bij dit echtpaar zien we een vingerwijzing naar de Noordelijke Nederlanden, want de ouders van Judoca van Damme overleden beiden in het Zeeuwsvlaanderse Sluis.
Bij de boedelbeschrijving na het overlijden van Judoca is er sprake van winkelgoederen (tabak, lijnwaad, katoen) en hieruit blijkt ook dat men twee huizen bezat in de Geltmuntstraete; in het ene huis woonde men vermoedelijk zelf en het andere huis werd verhuurd. Op 15.5.1751 verkoopt Philippus een huis in de Geldmuntstraat aan Michiel Maelfeijt
II.b - Joannes Josephus de Smit
D. Brugge 27.12.1698, tr. Brugge 3.2.1724 Maria de Noo, geb. Zwevezeele ca. 1697, dr. van Joannes de Noo en Adriane de Hover; kinderen uit dit huwelijk werden geboren te Brugge en aldaar gedoopt (St. Jacobs):
Maria de Noo was eerder gehuwd met de bierboerder Ignatius van Hecke. Op 3.10.1721 maken ze de huwelijksvoorwaarden op. Uit dit huwelijk wordt ca. juli 1723 een zoon genaamd Franciscus Donatianus geboren. Ignatius overleed op 23.10.1723.
III.a - Charles-Philip de Smit
Ged. Brugge 11.10.1722, zilversmid, overl. Kortrijk 5.8.1791, tr. Kortrijk 18.10.1747 Isabella(-Catharina) Samijn, geb. 9.5.1717, dr. van Walter Samijn en Agnes Hinnekens; kinderen::
meesterteken van Joanna-Theresia de Smit (Joanna Desmet)
Carel wordt op 18.7.1734 als leerknecht ingeschreven bij het gilde van de goud- en zilversmeden in Brugge; hij gaat in de leer bij Antoine van Hacke en hij wordt op 11.2.1744 vrijmeester. Zijn meesterteken komt voor op een verzamellijst van de goud- en zilversmeden. Op een nieuwe lijst van meestertekens die in 1750 is aangelegd komt zijn meesterteken niet meer voor, omdat hij op dat moment in Kortrijk is gevestigd.
Charles de Smit komt als edelsmid
van Brugge bij het Kortrijkse gilde in de periode 1745-1747; de kosten bedroegen
96-0-0. In 1747 is hij, wonend in de Leiestraat in Kortrijk, als
ambachts-leerling aangeslagen voor 24-0-0, in een belasting om de kosten van de militairen
te dekken (Oostenrijkse successieoorlog), een bedrag dat hij in drie porties dat
jaar betaalde. Hij moet voor 1.12.1747 als meester binnen het gilde zijn
toegelaten.
Charles de Smit was deken van het gilde in de periode 1756-1761. In de boekjaren
1759-1761 was hij (als rendant) verantwoordwoordelijk voor de rekening van het
gilde. Bij verschillende rekeningen trad hij op als controleur. In de periode
1760-1764 speelt een geschil van P. Devos tegen het gilde; Charles spant samen
met twee collega-meesters een geding aan tegen hem. De drie meesters winnen het
proces. In 1762 speelde ook een zaak tegen de plaats Meulebeke. Charles reisde
namens het gilde meermaals samen met zijn collega De Millecamps en ook hier moet
sprake zijn geweest van een proces.
meestertekens Charles-Philip de Smit
Werk van Charles-Philip de Smit:
III.b - Jacobus de Smit
Geb./d. Brugge 18.2.1725, kunstschilder, meester-beeldenmaker, overl./begr. Brugge 10/13.7.1787, tr(1). Brugge 19.2.1754 Isabelle de Hou, geb. ca. 1721, overl./begr. Brugge 13/16.2.1758, dr. van Andries de Hou en Livine Vervaecke, tr(2). Brugge 6.2.1759 Cecilia Wuterwulghe, geb./d. Zuienkerke 19/20.10.1726, overl. Brugge 15.10.1784, dr. van Jooris Wuterwulghe en Catharina Foekedeij; de kinderen uit deze huwelijken werden allen geboren en gedoopt in Brugge:
De meest sprekende informatie van deze
Jacobus de Smit betreft wel datgene wat met zijn beroep, kunstschilder, te maken heeft. Op
5.10.1748 wordt hij leerknecht bij het schildersgilde; het is niet bekend bij wie hij in
de leer is geweest, maar ruim vijf jaren later wordt hij op 6.2.1754 vrijmeester. Jacobus
krijgt vijf keer een leerling bij dit gilde, w.o. ene Joseph de Hou, waarschijnlijk een
familielid van zijn vrouw, die op 4.5.1757 bij hem als leerknecht komt, om op 2.3.1767
vrijmeester te worden. Joseph de Hou overleed in 1772. Ook in het gildebestuur heeft
Jacobus de Smit verschillende functies uitgeoefend, waaronder de hoogste bestuursfunctie
van deken in de jaren 1759 en 1760.
Op enig moment is de kunstschilder Jacob de Smit ook
meester-beeldenmaker
geworden zodat hij kon gaan vergulden. [Bron: Archief van de
koninklijke academie voor schone kunsten te Brugge,
LE DOULX (P.), Levens der konst-schilders, konstenaers en
konstenaeressen, soo in 't schilderen, beeld-houwen als ander konsten,
dewelke van de stadt van Brugge gebooren syn ofte aldaer hunne konsten
geoeffent
hebben... (manuscript), p. 116].
Van zijn werk is tot op heden slechts weinig bekend. Zo schildert hij in 1756 een schilderijtje voor de St. Salvatorkerk, die in het kapelletje op het kerkhof komt te hangen. In datzelfde jaar schildert hij ook "het afschutsel ront het beelt van O.L.V.". De versierselen van de preekstoel in dezelfde kerk verguldde hij ook; dit werk is nog steeds te bewonderen in deze kerk te Brugge. Tot slot heeft nog zeker één werk de tand des tijds doorstaan: op 2.5.1929 wordt in Keulen een schilderijtje van hem geveild bij het veilinghuis Lempertz; dit kleine schilderijtje, slechts 16x20 cm. groot, is een op eikenhout geschilderd familietafereeltje. Helaas bleek het onmogelijk om de verblijfplaats van dit schilderijtje te achterhalen.
Kort nadat Jacobus de Smit vrijmeester van het schildersgilde was geworden, verscheen hij op 13.3.1754 samen met Isabelle de Hou voor notaris Boudewijn Boone, om de huwelijkse voorwaarden vast te leggen. Bij de boedelbeschrijving na het overlijden van Isabelle de Hou is er sprake van tekeningen, prenten, schetsen, winkelgoederen en pleisterfiguren, waaruit we mogen opmaken dat Jacobus een winkeltje heeft gehad. Van de drie uit het eerste huwelijk geboren kinderen, was bij deze boedelbeschrijving op 17.9.1759 alleen het kind Carolus Jacobus nog in leven.
Nog voordat de boedelscheiding is geregeld
uit zijn eerste huwelijk, huwt Jacobus met Cecilia Wuterwulghe. Op 24.1.1759 verschijnen
beiden voor notaris Francois van Eenoghe, voor het vastleggen van de huwelijkse
voorwaarden.
Uit de boedelbeschrijving van 7.5.1788 van het overleden echtpaar blijkt, dat
er nog drie kinderen in leven zijn: Carel, zoon uit het eerste huwelijk, Catharina en
Jacobus. In de boedelscheiding van Cecilia van 17.5.1788 worden drie huizen genoemd,
respectievelijk gelegen in de Vulderstraat (achter de St. Salvatorkerk), in de
Walchestraat en in de straat genaamd Roosendaele. Van het kind uit het eerste huwelijk is
misschien iets terug te vinden in de volkstelling van Brugge in 1814. Ene Carolus de
Smidt, gehuwd met Helena Fonteyne, woont dan in de Grote Moerstraat en als beroep staat
dan "schildersgast" genoteerd. Gezien zijn leeftijd, hij is dan 58 jaar, zou het
de Carolus uit dit huwelijk kunnen zijn.
Volgens de hiervoor
genoemde Le Doulx werd het grafschrift van Jacobus de Smit, begraven op
het kerkhof van St. Salvator, gemaakt door zijn vriend broeder
Augustinus Baude:
"Hier light de Smidt ontsmeet, hier light de Smidt begraeven,
hij smede 't saem die deughd, met sijne schilder gaeven;
bid konst'naers voor sijn ziel, en houd gedachteniss,
van uwen konst-Smidt, die soo vroegh gestorven is."
IV.a - Philip de Smit
Geb. Kortrijk 19.2.1755, overl. 22.11.1805, zilversmid, tr. Maria-Theresia Vandoorne, geb. 9.6.1755, overl. 7.8.1787, dr. van Joseph Vandoorne en Catherine Vandemaele
Hij wordt op 27.6.1780 meestersmid, na als meesterszoon bij zijn vader in de leer te zijn geweest. Bekend werk van hem:
meestertekens Philip de Smit
IV.b - Jacques de Smit
Geb. Kortrijk 21.9.1760, zilversmid, overl. Kortrijk 31.5.1818, tr. Kortrijk 15.7.1788 Jeanne Opdewinckel, geb. 21.4.1761, overl. Kortrijk 12.2.1797, dr. van Jean Opdewinckel en Maria-Margaretha Dufour; kinderen:
meestertekens Jacques de Smit
Hij wordt meestersmid op 24.7.1787 nadat hij bij zijn vader in de leer is geweest. In de volkstelling van ca. 1796 komt hij voor wonend op het adres Doorniksestraat 202; zijn zus Joanna woont als kantwerkster bij zijn gezin in. In de volkstelling van 1815 woont hij met zijn vier kinderen op het adres Doorniksestraat 80. Werk van hem:
IV.c - Jacobus [Jacob] Berbardus de Smit
Geb./d. Brugge 13.3.1765, goud- en zilversmid, overl. Brugge 22.10.1803, tr. Brugge 9.9.1789 Theresia Catharina de Sutter, geb./d. Brugge 6.9.1769, overl. Brugge 29.9.1813, dr. van Petrus Jacobus de Sutter en Anna Josepha den Duyver; de kinderen uit dit huwelijk werden geboren en gedoopt te Brugge:
Op 17.12.1778 komt Jacobus in de leer bij de goud- en zilversmid Gaspaert Hanicq. Hanicq had een voorliefde voor het classicisme en in het werk van Jacobus de Smit zien we deze invloed ook terug. In 1789 wordt Jacobus meestersmid. Op 7.12.1789 krijgt hij zijn eerste leerling; zijn volgende leerling krijgt hij op 16.7.1795.
Op lijsten van het ambachtsbestuur komt hij
twee maal voor en wel als deken waranda en als vinder, resp. in de jaren 1792 en 1794. Een
ongedateerde lijst van ca. 1794, met daarop alle goud- en zilversmeden en juweliers van
Brugge, geeft aan dat Jacobus een winkel heeft in de Wollestraat. Op 21.8.1792
kocht Jacobus het huis Wollestraat 19 (oud-kadaster: DON/1324) van Pieter Noë.
Jacobus schijnt een
produktieve edelsmid te zijn geweest. Van zijn hand zijn de volgende werken bekend:
Chrismatorium
vervaardigd door Jacobus Berbardus de Smit in 1794
(foto: Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, 1951)
Jacobus overleed in 1803 en zijn vrouw in 1813. Bij het verzamelen van de nodige akten voor het huwelijk van zoon Petrus te Grave blijkt, dat er een fout is gemaakt bij de naamsaanduiding in de overlijdensakte van Jacobus. Er vindt een correctie plaats en de foutieve naam Jean (Johannes) Bernard wordt gewijzigd in Jacques (Jacobus). Echter, deze correctie op zich is ook weer fout, omdat nu wel de eerste voornaam correct is, maar de tweede voornaam vergeet men ....
Na de dood van Jacobus heeft zijn vrouw de winkel aangehouden (Wollestraat 12). Na het overlijden van Theresia de Sutter is de winkel overgegaan naar Jacques Allaert. Waar precies de oudste twee kinderen terechtkomen na het overlijden van hun ouders, is niet duidelijk. In de volkstelling van Brugge van het jaar 1814 zijn ze niet aangetroffen.
Theresia de Smit komt op 17.12.1827 als dienstmeid inwonen bij het gezin van haar broer Jacobus Eugenius aan de Spiegelreie. Op 11.8.1829 vertrekt dit gezin naar het ouderlijk huis van Jacobus Eugenius en Theresia in de Wollestraat 12. Theresia de Smit verhuisd niet mee, maar vertrekt naar de Vlaemingstraat, waar ze ook woonde voordat ze bij haar broer kwam inwonen.
V.a - Petrus Jacobus Antonius de Smit
Geb./d. Brugge 13.11.1790, zilversmid, tekenmeester, winkelier, overl. Grave 12.1.1845, tr. Grave 9.6.1816 Joanna Willemina Janssen, d. Grave 7.1.1794, winkelierster, overl. Oss 7.2.1874, dr. van Cornelis Janssen en Catharina van den Bosch; kinderen uit dit huwelijk werden in Grave geboren:
Petrus Jacobus Antonius moet als stamvader worden gezien van de Graafse tak van de familie De Smit. In het bevolkingsregister van de stad Brugge van 1809-1830 staat hij nog wel ingeschreven, maar het is niet mogelijk om hieruit op te maken wanneer hij uit Brugge is vertrokken.
De redenen om te vertrekken uit Brugge zijn niet duidelijk en dit zal vermoedelijk ook wel nooit meer duidelijk worden. We kunnen hierover alleen wat speculeren. Er zijn twee redelijk voor de hand liggende mogelijkheden. We moeten allereerst bedenken dat Grave in die tijd nogal wat zilversmeden kende, al moet hierbij gelijk worden opgemerkt, dat Grave nooit een broeinest is geweest van superieur smeedwerk. De tweede mogelijkheid lijkt het meest logisch: Brugge was in die tijd natuurlijk een stad die net als Grave tot hetzelfde land behoorde (vanaf 1813 het Koninkrijk der Nederlanden); Brugge was evenals Grave van oudsher al een vestingstad, waarin diverse legerkorpsen gelegerd waren, die op hun buurt ook weer zeer regelmatig rouleerden. De kans dat Petrus de Smit op deze manier in Grave is terechtgekomen is dan ook best aanwezig, tenminste er van uitgaande dat hij in militaire dienst is geweest. Op verschillende manieren is er gezocht naar een militaire periode in het leven van Petrus de Smit; helaas zonder resultaat, zowel in Nederland als in België.
Op 1.6.1816 huwt Petrus met de uit Grave afkomstige Joanna Janssen. In 1817 wonen zij te Grave in wijk A, in een huis bij een familie Van Haaren; Arnoldus van Haaren is bakker van beroep. Petrus de Smit is dan zilversmidsknecht. In 1824 woont het gezin De Smit op het adres Scheerestraat 85 (wijk A) in Grave. Naast hun drie kinderen woonden er ook nog drie vrouwen bij hen in. Men blijft op dit adres wonen, want we treffen het gezin ook aan in 1830 en 1840. Petrus de Smit is dan winkelier. In 1840 woont het echtpaar nog alleen met hun kinderen Anna en Hendricus. Johannes was op dat moment (amper 18 jaar oud) al het huis uit, omdat hij in als secondant werkte in een kostschool in Boxmeer.
Na het overlijden van Petrus de Smit heeft zijn vrouw de winkel nog aangehouden. Eind 1866 vertrekt ze naar Oss, nadat haar zaak failliet was gegaan, zoals blijkt uit twee kranteknipsels: bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 23.2.1866 wordt Johanna Wilhelmina Janssen in staat van faillissement gesteld; in april 1866 worden alle schuldeisers opgeroepen om te verschijnen op het Paleis van Justitie.
V.b - Jacobus Eugenius de Smit
Geb./d. 2.6.1795, fabrikant in wollestoffen, overl. Brugge 10.11.1863, tr. Brugge 30.3.1826 Theresia Coleta Ludovica de Smedt, geb. Brugge 9.4.1787, overl. Brugge 21.12.1849, dr. van Pieter de Smedt en Theresia van Wijmelbeke; uit dit huwelijk is gboren:
Jacobus Eugenius komt in 1814 als leerling
bij de handelaar Pieter Olleviers en zijn gezin terecht. Na het overlijden van Pieter
Olleviers huwt Jacobus Eugenius op 30.3.1826 met de weduwe Olleviers genaamd Theresia De
Smedt. Uit het huwelijk met Pieter Olleviers waren nog drie kinderen in leven.
Theresia de Smit, de zus van Jacobus Eugenius, komt op 17.12.1827 als dienstmeid inwonen bij het gezin De Smit-De Smedt. Op 11.8.1829 vertrekt het gezin De Smit-De Smedt naar het ouderlijk huis van Jacobus Eugenius in de Wollestraat 12. Theresia de Smit verhuisd niet mee, maar vertrekt naar de Vlaemingstraat.
VI.a - Johannes Franciscus Victor de Smit
Geb. Grave 25.2.1822, kostschoolhouder, overl. Boxmeer 14.2.1860, tr. Boxmeer 26.11.1844 Maria Helena Antonia Hermans, geb. Boxmeer 6.1.1820, overl. Vlijmen 20.1.1891, dr. van Gerardus Hermans (vice-burgemeester) en Carolina Catharina van Raaij; uit dit huwelijk werden de volgende kinderen te Boxmeer geboren:
Johannes de Smit woont in 1840 bij de wiskundeleraar Carolus Rawel Duljé in; hij is dan secondant van een kostschool. Volgens een raadsbesluit van 10.7.1844 krijgt Johannes toestemming om een eigen kostschool op te richten. Op 26.11.1844 huwt hij Maria Hermans. In 1850 woont het gezin De Smit op het adres Velgert Nr. 325 in Boxmeer. Na jarenlange onderhandelingen koopt Johannes de Smit het huis "De Weijer" van de familie Van Hugenpoth, waarin ook de kostschool gevestigd wordt. Uit correspondentie tussen de gemeente en het Rijk is ook nog een door Johannes de Smit geschreven brief teruggevonden van 31.8.1854. In het bevolkingsregister van 1860 staat het gezin De Smit ingeschreven op het adres Keistraat 121 (wijk A). Op 14.2.1860 overleed Johannes de Smit.
In 1869 woont het gezin De Smit in wijk C op het adres Kreupelstraat 114. In 1875 vertrekt Maria Hermans met haar zoon Johannes naar Zierikzee. Maria Hermans verhuisd telkens mee met Johannes, als deze van standplaats verwisseld. In 1891 sterft ze in Vlijmen.
VI.b - Hendricus Franciscus Wilhelmus de Smit
Geb. Grave 5.1.1824, goudsmid, overl. Grave 9.9.1876, tr. Grave 1.6.1866 Maria Barbera Noor, geb. Grave 8.2.1840, overl. Oss 18.5.1919, dr. van Jan Noor en Antonia van den Bogaart; kinderen uit dit huwelijk werden allen te Grave geboren:
Maria Barbera Noor heeft tot kort voor het huwelijk in Arnhem gewoond; ze stond officieel wel in Grave ingeschreven, maar volgens de huwelijksbijlagen huisde ze in Arnhem. Na het overlijden van Hendricus de Smit hertrouwde Maria Noor met Johannes Reinders.
VII.a - Antoon Johannes Hubertus Maria de Smit
Geb. 17.12.1847, hulponderwijzer, overl. Modjokerto 29.5.1890 (?), tr. Tjilatjap 22.10.1881 Charlotte Antoinette Philippine Clignett; uit dit huwelijk zijn in Indië geen kinderen geboren.
Antoon was hulponderwijzer te Steenbergen (1867-1873), Zevenbergen (1873-1874), Utrecht (1874-1875), Den Haag (1875-1876) en Rotterdam (1876-1877). Hij vertrekt op 6.6.1877 vanuit Rotterdam naar Batavia. Hij wordt vermeld als particulier hulponderwijzer te Soerabaija. In 1880 wordt hij hulponderwijzer der derde klasse aan de openbare lagere school te Tjilatjap. In 1882 wordt hij overgeplaatst naar de openbare school te Bandjarnegara en in 1886 wordt hij overgeplaatst naar de school te Gombong. In 1887 wordt aan hem eervol ontslag verleend.
Via de overzichten van Europese bewoners van Indië, kunnen we deels de woonplaatsen van hem terugvinden. In 1879, het eerste jaar waar het overzicht van bewaard is, treffen we hem niet aan. In 1882 als hij gehuwd is met Charlotte Clignett, woont het echtpaar in Tjilatjap. Een jaar later woont het echtpaar in Bandjarnegara, waar Anton de Smit als onderwijzer werkzaam is. In de jaren 1884 tot en met 1886 woont men ook in deze plaats. In 1887 woont men in Karanganjar, een plaats niet ver van Gombong waar Anton de Smit werkt. Tot slot treffen we het echtpaar in 1889 aan in de plaats Poerwakarta in het district Krawang. Het is daarom nogal onzeker of een overlijden van een A. de Smit in Modjokerto dezelfde Anton de Smit betreft, want Modjokerto ligt aan de andere kant van Java. Vertrek naar Nederland is ook een voor de hand liggende mogelijkheid.
VII.b - Johannes [Jan, Johan] Hendrikus Theodoor de Smit
geb. Boxmeer 18.8.1857, ambtenaar bij de posterij en telegraaf, overl. Vlijmen 20.4.1909, tr. Haarlem 10.5.1887 Catharina Maria Elisabeth (Cato) Eick, geb. Boxmeer 17.5.1853; uit dit huwelijk werden te Vlijmen de volgende kinderen geboren:
Johannes de Smit werkt in verschillende plaatsen voor de posterijen en telegraaf. Zo werkt hij in Zierikzee (1875-1878) en in Doesburg (1878-1882) als medewerker. In 1882 wordt hij directeur in Gennep. Al in 1883 wordt hij benoemd als directeur te Hattem, waar hij slechts een half jaar directeur blijft, om vervolgens in datzelfde jaar benoemd te worden tot directeur te Vlijmen. In januari 1884 gaat hij in Vlijmen werken. Tot zijn overlijden blijft hij hier directeur van het postkantoor. Zijn moeder verhuisd telkens met hem mee.
De kinderen Willem en Jacques verlaten Vlijmen op 21.9.1901, om naar Roermond te vertrekken; ze komen beiden op 10.4.1902 weer terug. Dochter Catharina vertrekt op 30.9.1904 naar Venray. Zoon Johan vertrekt op 28.9.1905(?) naar Amsterdam. Zoon Franciscus verliet het ouderlijk huis en vertrok naar elders in de gemeente. Na het overlijden van Johannes de Smit vertrekt Catharina Eick met haar overige twee kinderen op 26.7.1909 naar Amsterdam.
VII.c - Johannes [Antoon] Petrus Antonius de Smit
Geb. Grave 14.5.1866 (Noor), erkend bij het huwelijk van zijn ouders op 1.6.1866, magazijnbediende, bakker, etaleur van de firma Jurgens, overl. Oss 23.9.1928, tr. 's-Hertogenbosch 9.1.1890 Maria Elisabeth Catharina van Haren, geb. 's-Hertogenbosch 25.11.1867, overl. Oss 10.12.1952, dr. van Arnoldus van Haren en Helena Maria Bouwmans; uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
Johannes de Smit is niet in militaire dienst geweest, omdat hij wegens lichaamsgebreken was afgekeurd. Na het huwelijk staat hij als winkelier ingeschreven in de Hoofschestraat B 45 in Grave; op 9.8.1895 vertrekt het gezin naar 's-Hertogenbosch.
Bij de geboorte van dochter Helena Wilhelmina woonde het gezin op het adres St. Janskerkhof F 37 en Johannes de Smit was op dat moment magazijnmeester van beroep. In het adresboek van de gemeente 's-Hertogenbosch van het jaar 1898 wordt Johannes op hetzelfde adres vermeld, echter hij is dan broodbakker van beroep. Op 24.5.1898 komt het gezin in Oss wonen, waar men achtereenvolgens woonde op de adressen Hesschepad E 165, Oude Kerkstraat en Floraliastraat; wederom geeft het bevolkingsregister de beroepen bakker en magazijnbediende aan.
VIII - Hendricus [Harrie] Johannes Lambertus de Smit
Geb. Grave 27.2.1893, conciërge, caféhouder, overl. Oss 8.6.1939, tr. Oss 12.6.1919 Everarda Maria van der Zanden, geb. Oss 6.5.1898, overl. Oss 22.3.1976, dr. van Johannes van der Zanden en Adriana van der Heijden; uit dit huwelijk werden te Oss geboren:
laatste wijziging van deze pagina: 6 novembr 2019