Het houden van een jaargeding 1660
(Waasmont,
Vlaams-Brabant)
-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 

Deze bewerking werd ter beschikking gesteld door Mathieu Vandenbosch.

 

 

Bron: Rijksarchief Hasselt, Bibliotheek, Geschiedenis van Montenaken, A. KEMPENERS, deel 1, p. 431-433;
uit het : Register der erf-cheynsen des abts van Cornelismunster tot Waasmont …, gerenoveert anno 1660

 

 

Hoe het jaergedinghe in den cheijnshof van den abt van Cornelismunster bij Aken, gelegen tot Waesmont en aldaer omtrent, gehouden wordt, namelyk:

  Als den Heere Hooghemeijer van Thienen, naer der auder costumen, dat jaergedinghe, ( als men de derde reijse de clock geluijt heeft), inden naeme van S. C. Maj. als Hertoghe van Brabant, tot conservatie van die gerechticheijt van die jurisdictie van den Hooghweerdighen Heere Prelaet van S. Cornelismunster gebannen heeft, soo proponeert den Schaute als hier na volght:

1.      Der Schautet:  Ick mane de Schepenen, oft die jaergedinghe te rechte gebannen is? 
De Schepenen:  (d.i. de voorschepen of de oudste der Schepenen):
Heer Schautet, als ick des gemaent ben, soo sal ick segghen op correxie van Leenmannen end Schepenen, dat wij dit jaergedinghe voor te rechte aldus gebannen hauden, opdat dije Schepenen volghen.

2.      Schautet:  Ick maene u voort, oft wij hier allen present sijn, die tot dit jaergedinghe behooren te comen?
Schepenen:  Heer Schautet, als ick des gemaent ben, soo sal ick segghen op correxie van Leenmannen ende Schepenen: dije gene die hier present sijn, sullen wij ons besten onthauden ende dije alsoo in memorie hebben.

3.      Schautet:  Ick maene u voort, oft die gene die hier absent sijn, niet en sijn ceurachtich naer des Hofs rechten?
Schepenen:  Heer Schautet, als ick gemaent ben, segghe ick, op verbeteren der Schepenen ende Leenmannen, dat wij die absentie van verre, dije onder mijn Hooghw. Here Prelaet resorteren ten chijnsleene oft ceuren, wijsen keurachtich naer des hoffs rechten in een amende van acht schellingen Lovens.

4.      Schautet:  Ick maene u voort oft mijn Hooghw. Heere sedert den lesten jaergedinghe eenighe heerlijcken rechten sijn verschenen?
Schepenen:  Heer Schautet, hiertoe segghe ick, op verbeteren van Leenmannen ende Schepenen: die rechten daer wij kennisse aff hebben, sullen wij ten voorschijn brenghen, reserverende mijne Heere sijn rechten, om voorder te versoecken.

5.      Scholteth:  Ick vermaen u voort, offt gij mijns Hooghw. Heeren boocken van wierden en voor goed authentiek haudt?
Schepenen:  Heer Schauteth, want  ick des gemaent worden soo segghe ick, op verbeteren van Schepenen en Leenmannen, dat wij mijn Hooghw. Heeren boecken altijt voor goet ende authentieck gehouden hebben, al noch voor goet ende authentiek hauden zullen totter tijt toe, dat ons beter sal geleert worden.

6.      Scholteth:  Naer volgende desen, soo claeghe ick in naeme van mijn Hooghw. Heeren ende sijne vassalen uuijt faute van betalinghe van chijnsen, ceuren ende alle andere Heerlijcke rechten, mijn Hooghw. Heeren ende sijne vassalen verschene, ende maene u hoe dat ick sal moghen doen, om tot die betalinghe der selver te geraecken, ende off men die goeden sal beclaghen?
Schepenen:  Heer Scholteth, als ick gemaent ben, sal ick segghen, onder verbeteren van Schepenen ende Leenmannen, dat die Scholteht metten vassalen sullen gaen met tuwee (twee) Schepenen oft Laten op die beclaeghde goeden, stellen die selve in commeringhe ende arrestatien ende doen den rechtvuldigheden, erffman (sic) van den selven goeden behoorelijcke conde ende wete ter halver genachten, om alsdan de selve beclaeghde goeden teghen den eersten dach van rechten te verandwoorden, soo verre als Schepenen volgen.

7.      Scholteht:  Ick maene u voort, wat men den voeght schuldich is voor die vooghdije ende van desen jaergedinghe te bannen?
Schepenen:   Heer Scholtet, als ick des gemaent ben, sal ick segghen, op goet verbeteren van Schepenen ende Leenmannen, in den eersten soo wijsen wij toe den vooght, naer den auden hercomen, tuwee gissen wijns, de eene van vuijff schellingen Boon (sic) de andere van 10 schellingen boon, tuwee mudden evene mandts, elck mud van drij schellingen boon, ende het derdendeel van eene mudde terffven Lovens ende den voeght VI penninghen tot zijnen opstaene, ende elcken Schepenen eenen Keulschen, opdat die Schepenen volghen.

8.      Schautet:  Ick maene u voort, oft gij mijn Hooghw. Heeren niet en haudet voor rechtvierdighen Grondheer van Cumptich, Meensele, Kerckum, Roesbecke, Waesmont met allen sijnen annexen, hebbende aldaer het rechte van reenen ende steenen ende niemandt anders?
Schepenen:  Heer Scholteht, want ick des gemaent ben, sal ick segghen, op verbeteren van Schepenen, dat wij hebben gehauden mijn Hooghw. Heeren van S. Cornelis Munster een rechtveerdighen Grondheer van Cumptich, Meensele, Kerckum, Roesbeecke, Waesmont met allen sijnen annexen, hebbende aldaer alleene het reenen ende steenen; ende alnoch gehauden sullen totter tijt toe, dat ons beter sal geleert worden.

9.      Schauteht:  Ick maene u voort, oft men dese genachten sal moghen vercorten oft verlinghen?
Schepenen:  Heer Scholteht, want ick des gemaent ben, sal ick segghen, op correxie van Schepenen, dat men dese genachten, naer d’aude hercomen, wel mach verlinghen, maer niet vercorten, opdat Schepenen volghen.