Resolutie
dat het plakkaat inzake gemengde huwelijken (1755) niet slaat op
vreemdelingen 1757 (Holland) |
|
Genealogisch domein |
|
|
Overzicht van historische bronnen |
|
Algemeen Rijksarchief Den Haag, Johannes Allart, 'Groot Placat boek, Inhoudende de placcaten ende Ordonnantien Van de Hoog Mog. Heeren Staaten Generaal der Verenigde Nederlanden ....[etc]', deel 8 (Amsterdam, 1795), blz. 548, bibliotheeksignatuur H 21 E-1.
Resolutie van de Staaten van Holland, houdende
verklaaring, dat het Placaat van 24 January 1755, niet betrekkelyk is tot
personen van de Gereformeerde Religie, geen Ingezeetenen deezer Provincie, maar
Vreemdelingen zynde. Den 5 Maart 1757.
Ontfangen eene Missive van den President en Raaden van den
Hove, geschreeven alhier in den Hage op gisteren, houdende, ingevolge en tot
voldoeninge van haar Edele Groot Mogende Appoinctement van den 28 January deses
jaars, derzelver Consideratien en Advis op de Requeste van Fredrik Wilhem van
Hompesch, Kamerheer van zyne Keurvorstelyke Doorlugtigheid van de Paltz en van
Elizabeth Louisa de Surmont, Vrouwe van Vlooswyk, Douariere van August Maria ter
Borcht van Kerkring, waar by in substantie hebben te kennen gegeeven, dat den
Suppliant gebooren zynde in de Gereformeerde Religie, en de Suppliante confessie
doende van de Roomsche Religie, en beide de ouderdom van meer als vyf en
twintig jaaren hebbende bereikt, en de Suppliante geen Ouders of
Groot-Ouders in leeven hebbende, de Supplianten met kennisse en toestemminge van
des Suppliants Moeder hen door onderlinge Trouwbeloften hadden verbooden, en als
nu geneegen waren deselve hunne beloften te presteeren en na te koomen; dat zy
Supplianten, alvoorens daar toe te koomen, wel in agting hadden genoomen het
geene haar Edele Groot Mogende by deselver Placaat
van den 24 January 1755, met opsigt tot de Huwelyken van Gereformeerden met
Roomschgezinden hadden gestatueert, maar dat het haar was voorgekoomen, dat het
zelve Placaat op haar voorgenoomen Huwelyk niet applicabel was, om reedenen dat
het zelve alleen betrekkelyk was tot Huwelyken van Ingezeetenen van dese
Provincie, die van de Gereformeerde Religie zyn, en de Suppliant niet alleen was
geboortig in het Hertogdom Gulik en Berg, en zeedert den jaare 1753 reeds
geweest Kamerheer en Vasal van zyne Keurvorstelyke Doorlugtigheid van de Paltz,
maar dat ook Voor-Ouderen van den Suppliant verscheiden eeuwen, en de Suppliant
zelve zeedert verscheiden jaaren was geweest en nog was een Lid van de
Ridderschap aldaar, en ook van dien tyd af, gelyk ook als nog, altoos een
Huishouding hadde gehouden in Dusseldorp, de Hoofdstad van gemelde Hertogdom: en
dat bovendien by het zelve Placaat ook niet verboden wierd aan Roomschgesinde
Ingeseetenen van deese Provincie van te moogen huwelyken met Vreemdelingen van
de Gereformeerde of eenige andere Godsdienst zynde; dat daar tegen wel in
consideratie quam, dat de Suppliant verschieden jaaren was geweest in Militairen
dienst van deese Staat, en nog jongst Exempt van de Guarde du Corps van zyne
Doorlugtigste Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau, dog dat de
Suppliant voor eenigen tyd in die qualiteit hadde versogt, en ook voor haare
Koninglyke Hoogheid de Vrouwe Gouvernante geobtineert zyne demissie; dat de
Suppliant in die omstandigheeden vertrouwden, dat de Suppliant, die zelfs
geduurende zynen Militairen dienst in deese Provincie niet hadde gehad eenig
gedetermineert en vast domicilium, als nu na deszelfs ontslag met geen schyn als
een Ingeseeten deeser Provincie, en also aan het gemelde Placaat subject, konde
worden aangemerkt, dog dat de Supplianten in een zaak van dat uitterste belang,
en tot wegneemingen van alle bedugtinge voor onaangenaame gevolgen, daar omtrent
gaarne in het zeekere zouden zyn gestelt; versoekende derhalven, dat haar Edele
Groot Mogende gelieven te verklaaren, dat het voorgenoomen Huwelyk van de
Supplianten niet valt in de termen van het bovengemende Placaat van den 24
January 1755.
Waar op gedelibereerd en in agting genoomen zynde, dat uit het voorsz. Placaat
klaarlyk blykt, dat de intentie van haar Edele Groot Mogende by het emaneeren
van het zelve is geweest om voor te koomen, dat de Ingeseetenen van deese
Provincie, van de Gereformeerde Religie zynde, niet zouden worden gepermoveert
tot het aangaan van Huwelyken met Roomschgezinden, als meede dat het zelve
bepaaldelyk spreekt en disponeert met opsigt tot de Ingeseetenen van deese
Provincie, en geensints van Vreemdelingen van de Gereformeerde Religie zynde, en
dat de Suppliant die van de Gereformeerde Religie is, om reedenene hier vooren
gemeld geen Ingeseeten is van deesen Staat, maar zeedert zyn ontslag uit den
Militairen dienst allesints als een Vreemdeling behoord te worden
geconsidereert, is goedgevonden en verstaan, mits deese te verklaaren, dat het
voorgenoomen Huwelyk van de Supplianten niet valt in deTermen van haar Edele
Groot Mogende bovengemelde Placaat van den 24 January 1755.
© 2001 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net