Publicatie inzake de vastsstelling
van invoerrechten 1813
(Verenigde Nederland)
-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 


Opgenomen in: A.C.J. de Vrankrijker, 'Geschiedenis van de belastingen' (Bussum 1969);
bron: Algemeen Rijksarchief, Den Haag, collectie Gogel 160.

 

 

PUBLICATIE

WIJ WILLEM,

Bij de Gratie Gods,

PRINS VAN ORANJE-NASSAU,
SOUVEREIN VORST DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, enz. enz. enz.

Aan alle de genen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluyt!

 

Ingevolge art. 7 van ons besluit van den 7 dezer maand, zullende regelen de hoeveelheid der inkomende regten op de coloniale producten, waaronder de Tabak mede behoorende is, als ook op het Zout.
Overwogen hebbende, dat in de tegenwoordige omstandigheden de koophandel dezer landen, meer dan ooit aanmoediging behoeft, om die vroegere werkzaamheid te hervatten, welke zoo zeer tot de algemeene welvaart heeft bijgedragen.
Zoo is het, dat wij, ter zijdestelling van alle bijzondere bedenkingen, die tot meer bezwarende bepalingen leiden zouden

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1
Er zullen provisioneel, en tot dat daaromtrent anders zal wezen verstaan, noch van coloniale goederen, noch van den Tabak, noch van eenige meedere of andere inkomende of uitgaande regten worden geheven, als zijn bepaald, bij de lijst, gevoegd achter het placaat van 31 Julij 1725, met zoodanige alteratien en ampliaties, als daarin, tot op den aanvang des jaars 1811, zijn gemaakt.

Art. 2
De wet van 18 December 1805, wegens den impost op eenige buitenlandsche producten, blijft mede, ten opzichte van den Tabak, in haare volle kracht en geheel.

Art. 3
Ten aanzien van het artikel der Thee, wordt provisioneel, en tot dat de eigene handel uit deze landen op China finaal zal geregeld zijn, niet alleen aan de hier voren gemelde wetten van inkomende of uitgaande regten, maar ook aan alle zoodanige bepalingen en verordeningen als omtrent den gelimiteerden, en aan bijzondere permissien en conditien onderworpenen invoer, zedert 1798 tot 1810 bestonden, op nieuw kracht van wet toegekend.

Art. 4
Omtrent het ruwe, zoo wel als geraffineerde Zout, zullen moeten worden in acht genomen de bepalingen, zoo bij het generaal placaat van den 31 Julij 1725, als bij de wet op de buitenlandsche producten van den 18 December 1805, en het reglement van 28 Mei 1809, deswegens vastgesteld en gemaakt; zullende provisioneel de respective beambten der Convoijen en Licenten met de bemoeijenissen en de invordering der egten op het Zout, belast zijn, zoo als die bij voorsz.  wetten zijn omschreven, en misdien zorgen, dat zij die het Zout inslaan, voor de quantiteit worden gedebiteerd, en wederom bij den uitslag gecrediteerd; doch dit laatste niet, dan na dat aan hun behoorlijk zal zijn gebleken, dat die geen, aan wien het Zout is overgegaan, wderom is gedebiteerd.

Art. 5
Onze Commissaris Generaal der Financiën wordt belast met de executie van het tegenwoordig besluit, hetwelk zal worden afgekondigd en aangeplakt, alom waar zulks te doen gebruikelijk is.

Aldus gedaan in 's Gravenhage, den 16 December des jaars 1813, en van onze regering het eerste.

[Geteekend] WILLEM

Ter ordonnantie van Zijne Koninglijke Hoogheid

[Geteekend] A.R. Falck

 

Gedrukt by G. VOSMAER, in 's Gravenhage.

 

 

© 2001 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net