Keur
tegen zeker praktijken van de steenschippers 1734 |
|
Genealogisch domein |
|
Overzicht van historische bronnen |
|
Het gedrukte origineel bevindt zich in het
waterschapsarchief Westfriesland,
aanwezig bij de Archiefdienst Westfriese Gemeenten in Hoorn.
Het betreft hier de aanvoer van stenen door zgn.
steenschippers. Deze aanvoer begon in de dertiger jaren van de achttiende eeuw,
ten behoeve van de versterking van de zeedijk, en heeft meer dan een eeuw
aangehouden.
Gedurende die periode zijn stenen uit diverse streken aangevoerd: Drente,
Brabant, Rijnstreek, Noorwegen en huidig Noord-Duitsland (Bron: J.J. Schilstra, In
de ban van de dijk. De Westfriese Omringdijk)
K E U R E
De Heeren Dykgraaf, Heemraden, en Waarschappen van Dregterlandt, ondervonden hebbende diverse quade practycquen, kunstenaryen en bedriegeryen, welke de Steen-Schippers, soo wel de Leveranciers, als de Aan-Dykvoerders van de selve, dagelyks komen te plegen, tot groote schade van 't Gemeente Landt, ende daar tegens willende voorsien soo veel mogelijk is, hebben gekeurt en geordonneert, gelyk opgemelde Heeren keuren en ordonneren mits desen:
Art. 1
Dat ider Schipper altyd op zyn Schip sal moeten hebben ten minsten twee breede
sufficante styve Planken, lang 18 a 24 voet na den eysch en gelegenheyt van 't
Schip, en de laad- en los-plaatsen, en indien onder 't laden Steenen komen te
vallen in 't water, dat deselve Schipper al die Steen eerst weder sal moeten
uithalen eer hy verder voortgaat met laden of lossen, op poene van 6 guldens
t'elkens te verbeuren.
2.
Dat geen Schippers andere Steen sullen mogen laden als die haar door de Meters
of Waarschappen word aangewesen, op de boete van 6 guldens.
3.
Dat de Schippers gehouden zullen syn de Steen in het laden op gelyke wyse in 't
Schip te leggen, als deselve lag doe dat de Schepen wierden gemeten, dat is
gelyk over 't geheele ruym, op poene van 3 gulden.
4.
Dat zy ook gehouden sullen zyn t'elken male als de Meter 't vordert, haar water,
en andere merken op te ligten, op de boete van 3 gulden t'elken male te
verbeuren als sulks komen te weygeren.
5.
Dat de onderste merken eer begonnen word te laden, moeten leggen te gelyk aan
het water met de onderkant, op de boete van 6 gulden.
6.
Dat de Schippers gehouden sullen syn de Meters te mogen laten soeken na een
verholen last, van Loot, Steen of andere sware stoffe, en wanneer dit weigeren
dat zy sullen verbeuren 6 guldens, dog wanneer in't Schip sulk een verholen last
wort ontdekt, dat dan den Schipper sal verbeuren 100 guldens.
7.
Dat al de Schippers Schepen hebbende met buykdellingen, by ieder Pomp, en agter
aan 't schot, in 't midden, sullen moeten laten maken drie Luykjes, groot een
voet in 't vierkant, in de dezelve buykdellingen, en deselve luykjes als 't
geordonneert wort moeten openen, op poene van 6 guldens t'elken male als sulx
komen te weygeren.
8.
Dat al de Schippers welke haar ingeladen Steen niet brengen ter gedestineerde
plaatse daar zy die aangenomen hebben te voeren, maar onderweeg deselve komen in
Zee te gooyjen, sullen verbeuren 200 guldens, te appliceeren de eene helft voor
den Aanbrenger, en de andere helft voor den Dykgraaff die de Calange sal doen,
en voorts in habiel verklaart om ooit eenige Materialen aan de Dyk te voeren.
9.
Dat niemant eenige Steen sal vermogen te ontladen voor en al eer hy een biljet
of briefje van de Steenmeter aan de Waarschap of zyn ordre heeft vertoont en
overgegeven, en van deselve permissie tot lossen heeft bekomen, op de boete van
20 guldens.
10.
Dat al die geene, 't zy Schippers, Knegts, ofte Arbeyders in dienst van den
Schipper zynde, welke de Vredemakers, Steenmeters of Toesienders komen te
schelden, vloeken ofte oneerbiedig te bejegenen, sullen verbeuren t'elken male
17 guldens, op de Schipper te verhalen.
11.
Dat de steen sal moeten worden gelegt ten genoegen van de Waarschap of iemant
synent wegen, op poene van 10 guldens, en daar en boven de selve door, of ten
laste van de schipper sal worden geleyt, ten genoegen als boven.
12.
Dat niemand eenige Steen-vragten sal worden betaalt, voor en al eer hy een
behoorlyk blyk van de Waarschap vertoont, dat zyn Steen ten genoegen van de
Waarschap of Opsiender is gelegt.
13.
Dat van alle andere gepleegde fraudens hier in niet speciaal uytgedrukt, sal
worden verbeurt een boete ter arbitragie van de Heeren Heemraden na de swaarte
en bedriegelykheit der omstandigheden van de misdaat.
14.
Eyndelyk, dat, alle de Schippers ofte hare Bedienden sullen onderworpen zyn de
judicature van de Heeren Dykgraaff en Heemraden van Dregterlandt, in dese en
alle verdere saken.
Aldus gekeurt en geordonneert op 't Stadhuys tot Enchuysen, den 6 April 1734.
Ter Ordonnantie van opgemelde Heeren, by my als Secretsris
van Dregterlandt geteekent.
S. Lakenman
© 2000 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net