Instructie voor de buiten-opperhoofden
inzake de godsdienst 1697 (Ambon)

-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 


Bron: François Valentyn, Oud en Nieuw Oost-Indiën, 2002, deel 3, pag. 131-132,
isbn 90 5194 228 1, facsimile van het originele boek uit 1724

 

 

 

Eeenige nadere Poincten van instructie voor de respective Opperhoofden, der buiten Comptoiren, alwaar Predikanten, geplaatst zyn, of nog zouden mogen werden geplaatst, op het stuk van den Godsdienst, en wat daar aan verder dependeert.

Niet tegenstaande, by onze loffelyke Heeren Voorzaten, ontrent het oeffenen van den Godsdienst, en wat daar toe wyders applicabel is, de vereiste ordre reeds is gestelt, gelyk te zien is, by de Generale Instructie, door den Edelen Heer, Oud-Gouverneur, Anthoni Hurdt, Saliger, de dato 25. January 1678 welkers Extract hier nevens gevoegt is, en bevelen, deswegen door deze Hooge Regeeringen van India, by hare successive Missives de dato 2. October 1664, den 29 October 1670, den 14 February 1692 en 13 January 1693 al mede in Extract hier annex, beraamd, hoedanig zig de Opperhoofden, tegens de Eerwaarde Predikanten, en deze laatste wederom tegens d'eerste, zullen hebben te gedragen, en hoe verre zig een yder, met zyn ampt, en pligt zal hebben te bemoeyen, zyn ons verscheide klagten, en oneenigheden te vooren gekomen, resulteerende uit een al te groote imaginatie, of inbeelding van een eigen Gezag, en Authoriteit, zoo van de eene, als de andere kant, waar door niet anders dan ontstigting, disrespect van de Character, die een yder amptshalven bekleed, en onverzoenelyke vyandschappen konnen werden gecauseerd; zoo hebben wy, om daar in voor het toekomende te voorzien, nodig geoordeeld Ul: deze nadere Poincten van instructie, deswegen te ordonneeren, en voor te schryven, behoudens de volle vigeur van het geen hier bevoorens, in de geallegeerde Instructie dato 25 January 1678 en de Brieven van Haar Hoog Edelen is geordonneerd.

1.

Gelyk de oeffening van den openbaaren Godsdienst is, en blyft van de bezorging der Predikanten, zoo hebben zy ook het opzigt alomme, over de Schoolen, en Schoolmeesters onder hun kerkelyk district.

2.

Het Opperhoofd, een der Schoolmeesters benodigt hebbende, zal den zelven vermogen te ontbieden, dog daar af alvoorens kennis aan den Predikant geven, niet ledig blyve, maar interim door een ander bequaam perzoon, die den Predikant daar toe zal ordonneeren, waargenoomen werde, zonder dat egter het Opperhoofd, als reden van dat opontbod, aan den Predikant zal behoeven bekent te maken.

3.

Insgelyks, zal den Predikant, een Schoolmeester ontbiedende, daar van het Opperhoofd de noodige notificatie doen, zonder al mede gehouden te zyn, de redenen daar van te zeggen.

4.

Eenig Schoolmeester, na een ander Territoir verzoekende te gaan, of varen, zal, alvoorens permissie daar toe van het Opperhoofd te erlangen, schriftelyk bescheid van den Predikant vertoonen, dat hy zoo lang kan gemist, en die School inmiddens behoorlyk verzorgt worden.

5.

Wanneer eenig Schoolmeester, door traagheid in zyn dienst, of een andere redenen, door den Predikant getuigd werd, zyne gagie niet te meriteren, zal zyn Eerwaarde zulks aan het Opperhoofd bekent maken, die, op desselfs verzoek, gemelde gagie zal moeten inhouden, tot dat daar in nader door ons, op het voordragen van den Eerwaarden Kerkenraad, zal werden gedisponeert.

6.

De Predikanten zelfs in perzoon, of by ziekte, of andere toevalligheden, de Krankbezoeker elders naar de omliggende Plaatzen, de visitens zullende doen, zal het Opperhoofd gehouden zyn, haar, weêr en wind zulks toelatende, met een bequaam Vaartuig te verzien, invoegen als by de Instructie van den Edelen Heer Anth. Hurdt Saliger, voor de respective Opperhoofden, der Buiten-Comptoiren, is geordonneerd geworden.

7.

De Predikant elders gaande zal vermogen den Schoolmeester van daar, in zyn gezelschap mede te nemen, mits dat alvoorens, de Schoole na behooren verzien zy; dog van het Eiland vertrekkende, en als dan een Schoolmeester mede nemende, zal zulks het Opperhoofd moeten bekent gemaakt werden; gelyk mede de Schoolmeesters, wanneer door de Predikant van hun Plaatzen ontboden werden, en de Fortressen moeten passeeren, zig aan het Opperhoofd zullen hebben aan te geven.

8.

Zullen de respective Opperhoofden de Eerwaarde Predikanten en haar fatzoen behoorlyk bejegenen, gelyk ook aan de anderen kant, de Eerwaarde Predikanten de respective Opperhoofden met fatzoen zullen ontmoeten, op dat alzoo, alles met liefde, vreede, en eendragt, toegaa; en de Leere der Zaligheid, zonder ergernissen te geven meer en meer mag wassen, en aangroeyen, tot stigting van Gods Kerk, en bevordering van 't Heilig Evangelium. Zullende de Opperhoofden respectivelyk van deze onze ordre de Eerwaarde Predikanten hares districts communicatie hebben te geven.

Onderstond, Amboina aan 't Kasteel Victoria, adrie primo Octob. 1697.

Was getekent,
W.V. Wyngaarden.

 

   

© 2003 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net