Generale ordonnantie op de invordering
van de gemene middelen 1749
(Holland)
-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 


 

Algemeen Rijksarchief Den Haag, Isaac Scheltus, 'Groot-placaetboek, vervattende de placaten, ordonnantien ende edicten van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden ....[etc]', deel 7 (Den Haag, 1770),
blz. 1219-1222, bibliotheeksignatuur H 21 D-7.

 

 

 

Generaale Ordonnantie op de invordering van des gemeene Lands Middelen by collecte over Holland en Westvriesland. Den 28e Augusty 1749 

 

De Staaten van Holland en Westvriesland, allen den geenen die deezen zullen zien of hooren leezen, salut: doen te weeten, dat Wy, ten uiterste noodig gevonden hebbende, dat alle moogelyke middelen worden gebruikt en in het werk gesteld, om de door Ons vastgestelde collecte van des gemeene Lands Middelen alomme te doen heffen op een eenpaarige voet, en alle Baatzoekende van het pleegen van fraudes omtrent dezelve, zoo veel in Ons vermoogen af te schrikken, en dus voor te koomen, dat die geene die 's Lands lasten gewilliglyk draagen, door de fraudes en sluikeryen van anderen niet worden gedrukt en bezwaart, goedgevonden hebben, om boven de Pointen en Artikelen, reeds vervat in ons generaal Placaat op den 22e Juli deezes jaars gearresteert, by resumtie van de voorige generaale Ordonnantie, met communicatie en advis, mitsgaders op voorgaande propositie van Zyn Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau, Erfstadhouder, Capitein Generaal en Admiraal van deeze Provincie, &c. &c. &c. in plaatse van Onze voorige generaale Ordonnantie, tot generaale gronden van de voorsz collecte op nieuws te ordonneeren en statueeren, gelyk Wy ordonneerem em statueeren door deeze, de hier navolgende Pointen en Artikelen.

Art. I.
Dat alle Officieren, Bailliuwen, en Schouten in de Steden en ten platten Lande, ieder in desselfs functie, zoo zelfs, als door haare Bedienden de hand zullen houden aan den exacten ophef van des gemeene Lands Middelen, ten dien einde het generaal Placaat, deeze generaale Ordonnantien, en verdere particuliere Ordonnantien en Placaaten, den ophef van de gemeene Middelen concerneerende, na te koomen en te doen nakoomen, de inbreuken en de quaade practycque daar tegens aanloopende tegen te gaan en te weeren, de Overtreeders te recht te stellen en te doen straffen, ingevolge van het generaal Placaat, deeze generaale en particuliere Ordonnantien, de Gaarders of Collecteurs, des verzocht zynde, zonder uitstel, uit den naam van Haar Edele Groot Mog. te assisteeren en te doen assisteeren in alles wat dezelve Gaarders of Collecteurs, of derzelver Assistenten, overeenkoomende met Onze voorsz. Placaaten en Ordonnantien, zullen koomen te doen en te verrichten, aan de eene zyde onder genot van zoodanig Assistentiegeld, als by het Reglement, daar op te formeeren, haar zal worden toegelegt, en aan de andere kant op poene van by nalaatigheid, zoo in het nagaan en rechercheeren der quaade Practycquen, als in het calangeren en actioneeren der Fraudateurs en Overtreeders der voorsz. Wetten en Placaaten, als meede in cas van weigering of vertraaging van de verzochte assistentie, zoodanig in haare Goederen te zullen worden gemulcteert, of van haar Ampten en Officien gesuspendeert of gepriveert, als na de omstandigheeden van zaaken zal worden bevonden te behooren.

II.
Dat vermits alle Magistraaten en Regenten, en alle die geenen die in dienst van den Lande of Steeden zyn, van de hoogste tot de laagste toe, zoo wel als alle Officieanten, of die eenig Employ en Bediening ten platten Lande hebben, 's Lands Rechten ten volle moeten betaalen, overzulks alle die geenen van dezelve die t'eeniger tyd bevonden mochten worden eenige fraude gepleegt te hebben, en dus willens en weetens zich op eenigerlye wyze aan de betaaling van 's Lands Rechten te hebben onttrokken, boven de boetens in de particuliere Ordonnantien en deeze generaale Ordonnantie gestatueert, van haar Digniteit, Ampt, Staat, en Officie zullen weezen vervallen, en haar Staat of Officie verklaart vacant en impetrabel.

III.
Dat alle Neeringdoende Luiden, fraudeerende de Rechten op eenige Waaren tot haare Negotie behoorende gesteld, boven de boetens van de particuliere Ordonnantie en deeze generaale Ordonnantie, van hunnen Neering, in de Waaren waar van zy het Recht of Rechten zullen hebben gefraudeert, zullen worden gesuspendeert voor de tyd van een jaar.

IV.
En dat alle andere Ingezeetenen, die eenige van 's Lands Rechten zullen hebben gefraudeert, t'elkens vervallen zullen in een boete van vyf honderd guldens, boven de boete van de particuliere Ordonnantie, en die buiten staat zyn dezelve boete te betaalen, dat dezelve arbitralyk aan den Luyve, het zy met geeseling, bannissement of confinement zullen worden gestraft na exigentie van zaaken.

V.
Dat alle die geene die eenige Luiden zullen hebben omgekocht, gelyk als die zich hebben laaten omkoopen, of zich zullen hebben ingelaaten om haare Persoonen, Huisen, Schuuren, Schuiten, Waagens, Karren, of Sleeden tot het fraudeeren van des gemeene Lands Rechten te laaten gebruiken, of de Fraudateurs op eenige andere wyze daar in behulpsaam te zyn, zullen worden gehouden voor Complicen, en in cas het zelve zyn Schippers, Schuitevoerders, Wagenaars, Karrelieden, Sleepers, Korenmeesters, Korendraagers, Koolmeesters, of Weegers, Steen- of Houttelders of Telsters, Waagmeesters, Weegers of Draagers, Biervoerders of Bierdraagers, Wynwerkers of Sleepers, Turftonders of Turftonsters, en alle andere Persoonen die eenige qualiteit of bediening hebben, in dewelk zy tot het verwerken van Waaren, eenige van 's Lands Rechten subject, worden gebruikt, onder wat benaaming het zelve zoude moogen weezen, niet alleen van hunne Bediening zullen worden geremoveert, maar ook gestraft met bannissement of openbaare geesselinge, na exegentie van zaaken; en in cas het zelve straffe als Fraudateurs worden gestraft; en zullen in beide de gevallen daarenboven de Scheepen, Wagens, Karren of Sleeden, in het fraudeeren gebruikt, worden geconfisqueert; en zal die geen in wiens Huis, Schuur, Pakhuis of Kelder, of op wiens Erf, zonder zyn consent of toedoen, eenig geslooke Goed gebracht of gedrongen zoude moogen zyn, gehouden weezen het zelve zoo ras hy daar van kennis heeft bekoomen, aanstonds aan te brengen en over te leeveren aan den Collecteur of Officier, en by weigering of nalaatigheid van dien vervallen in een boete van drie honderd guldens.

VI.
Dat alle die geenen dewelke bevonden zullen worden, haare gewoonte te maaken, of meermaals gepractiseert hebben van zich te laaten gebruiken tot het fraudeeren van des gemeene Lands Rechten, in plaatse van op een eerlyke wyze de kost te winnen, zullen worden gegeesselt en gebannen, of gegeesselt en geconfineert in een Tuchthuis, om met haar handen de kost te winnen, ten minsten voor den tyd van een jaar, zonder dat die tyd met eenige geldboete zal moogen worden afgekocht of verkort.

VII.
Dat, alzoo veele fraudes, inzonderheid by Neeringdoende Luiden, Schippers, en Voerluiden (in vroeger tyden) zyn bedekt met voor te geeven dat die zouden begaan zyn door haare Bediendens en buiten haar kennisse, die geen die zulks zal allegeeren, de Schuldige zal moeten overleeveren aan de Justitie, en, voorgeevende dat dezelve ontvlucht is, geadmitteert worden om zyn onschuld en onkunde met eede te bevestigen, en, by weigering van dien eed, als Fraudateur gestraft te worden; doch een Neeringdoende Persoon, Schipper, of Wagenaar zal daarenboven voor de Schuldige, die hy voorgeeft ontvlucht te zyn, moeten instaan, in zoo verre dat hy voor dezelve zal moeten betaalen een somme van twee hondert guldens.

VIII.
Dat, ten opzichte van het vervoeren en lossen van Goederen, eenig Recht subject, en dewelke zonder Billiet niet gelaaden, vervoert, of gelost moogen worden, stiptelyk achtervolgt zal moeten worden het geen dienaangaande in de particuliere Ordonnantie bevoolen zal worden, op de Straffe en boete daar by respectivelyk te stellen.

IX.
Dat, ten opzichte van de Vent jagerye, het Placaat van den 12e April 1749 zal moeten worden achtervolgt, waar toe by deeze word gerefereert.

X.
Dat, tot weering van sluikeryen, geen Goederen, eenig 's Land Recht subject, zullen moogen worden vervoert van de eene Stad na de andere, of ten platten Lande na Plaatsen daar gereguleerde Veeren zyn, als met de ordinaire of met gehuurde Markt- of Veerscheepen, Schuiten, Wagens, of Karren, uitgezondert dat het aan een iegelyk zal weezen gepermitteert, dezelve te vervoeren met zyn eige Vaar- of Rytuig, en, zoo veel aangaat de Plaatsen ten platten Lande, waar op geen ordinaire Schuit- of Wagenveeren zyn, met die van zyn Nabuur, of andere meede Ingezeetenen van dezelve Plaats; des dat in allen gevallen daar by zal moeten weezen een Billiet van de Collecteur van de Plaats van waar de Goederen zullen worden vervoert, om daar op recherche te kunnen doen, alles op een boete van drie honderd guldens; des dat van het geene voorsz. is vry zullen weezen de producten van het platten Land, eenig 's Lands Recht subject, welke de Huisluiden in de Steden en elders ter Markt brengen.

XI.
Dat niemand eenige Waaren, 's Lands Recht subject zal moogen pakken en binnen deeze Procincie verzenden in ongewoone of onbehoorlyke pakkagie, noch ook dezelve onbehoorlyke pakkagie met zyn voorweeten ontfangen, op poene van als Fraudateurs gestraft te worden.

XII.
Dat den Collecteur, geassisteert met een Deurwaarder of Boode, of Notaris en Getuigen, dewelke aanstonds en ter eerster requisitie den Collecteur zullen moeten ten dienste staan, in cas van suspicie zal moogen visiteeren alle Scheepen en Schuiten, de Markt- en Veerscheepen daar onder begreepen, mitsgaders alle Vrachtwagens en Karren, of andere Vaar- en Rytuigen, en ook openen de Pakken en Vaaten daar in of op gelaaden, zonder daar toe noodig te hebben het consent van de Magistraaten van de Steden, en zonder dat dezelve moogen bemoeyen met de voorsz. recherche en visitatie, veel minder dezelve verhinderen of difficiel maaken door eenige Stedelyke ordres; des zullen de Officieren en Collecteurs alle omzichtigheid gebruiken, en zich onthouden van onder pretext van de voorschreeve recherche en visitatie de Goederen te beschaadigen, op poene van dubbelde vergoeding der toegebrachte schaade, ter begrooting van Schepenen Commissarissen van de Plaatse of het District.

XIII.
Dat de Schippers met hunne Scheepen, gelaaden met Goederen, 's Lands Recht subject, ergens, het zy in de besloote Steden of ten platten Lande, willende vernachten, haar zullen moeten aangeeven aan den Collecteur aldaar resideerende, met bekentmaaking van haar ingelaade Goed, eenig 'sLands Recht subject, de Plaats waar zy van daan koomen, als meede de Plaats van haare destinatie, wordende de Collecteurs gelast, zorge te draagen dat zy of iemand van haarentweegen behoorlyk gequalificeert, aldaar op haar Comptoir present zyn, om de aangeeving te ontfangen en de Schippers te expedieeren, en dat de voorsz. aangeeving door de Schippers zal moeten worden gedaan ten platten Lande binnen het uur na haar arrivement, en in de besloote Steeden binnen twee uuren, ten waare by de particuliere Ordonnantie ander is gestatueert.

XIV.
Dat in het stuk van de peilinge zal worden agtervolgt en nagekoomen het geen in de particuliere Ordonnantie daar omtrent zal worden geordonneert, en dat de peiling zal geschieden door den Collecteur of Gaarder, geassisteert als hier vooren Artikel XII. is gemeld, mitsgaders met een gezwoore Meeter, Peilder, of Proever, na de natuur der Waaren, zonder dat verder eenige ander assistentie noodig zal weezen.

XV.
Dat hoe zeer men niet kan vermoeden dat de Officiers, Gaarders, haare Assistenten of Bedienden, als Persoonen zynde die 's Lands Rechten tot ondersteuning van 's Lands Finantie directelyk voor het Land ontfangen, of daar aan de hand leenen, volgens hun eed en plicht, ooit daar door zullen incurreeren de haat en vervolging van iemand wie het ook zoude moogen weezen, maar dat integendeel met billykheid kan worden verwacht, dat alle goede en getrouwe Ingezeetenen gaarne de hand zullen leenen aan de exacte ophef van 's Lands Rechten, en de Officiers en Gaarders by alle geleegentheeden na hun uiterste vermoogen zullen behulpsaam zyn en assisteeren, echter noodig is te voorzien tegens alle geweld en resistentie, die sommige haatzoekende Menschen daar jegens zouden moogen koomen te pleegen, alle resistentie, feitelykheid en geweld gepleegt wordende tegens Gaarders, haare Assistenten of Bedienden, mitsgaders tegens de Officieren van 's Lands Rechten, in het toezien, achterhaalen, en calangeeren, en wat dies meer is, als alle dewelke Wy verklaaren te neemen in Onze sauvegarde en souveraine protectie, zal worden gehouden als begaan directelyk tegens de hooge Overighheid, en overzulks worden gestraft aan den Lyve, en zelfs met de dood, na exigentie van zaaken.

En ten einde deeze Onze generaale Ordonnantie alomme onderhouden worden, en niemand daar van ignorantie pretendeere, ontbieden en beveelen Wy alle Officieren en Baillieuwen, dat zy het zelve alomme doen en laaten publiceeren en affigeeren, daar men gewoon is publicatie en affixie te doen: Beveelen voorts den Raadsadvocaat Fiscaal, en Procureur Generaal, Commis Fiscaal, en alle andere Officieren en Justicieren der voorsz. Landen respectivelyk, en elk van hen in het byzonder, op de privatie van hunne Officien, mitsgaders alle anderen en een iegelyk die het aangaan mach, op de poenen en boeten daar by gestelt, den inhoud van dien na te koomen en onverbreekelyk te onderhouden, doen nakoomen en onderhouden in alle zyne Pointen en Artikelen, alzoo Wy zulks tot dienst van den Lande en vordering der gemeene zaake noodig hebben gevonden.

Aldus gedaan in den Hage onder het klein Zeegel van den Lande, den 28e Augusty 1749. Onderstond, Ter Ordonnantie van de Staaten. Was geteekent, C. Boey.

 

 

© 2002 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net