|
Fransch Keizerrijk
Extract uit de registers
der
arresten
der
Prefectuur der Zuiderzee
3e divisie
De meester van de requesten, Graaf van het Keizerrijk
Lid van het Legioen van Eer, Prefect van het
Departement der Zuiderzee
Gezien de brief van Z.E. de minister van Binnenlandse Zaken gedateerd 10 sept 1811
betreffende de verplichting opgelegd aan Joden om een voornaam en familienaam aan te nemen
Gezien de wet van 12 Germinal, Jaar XI, waarvan artikel 1 behelst: Vanaf de publicatie van de
huidige wet, zullen alleen namen die nu in diverse heiligenkalenders gebruikt worden en die [namen die]
van oudsher in gebruik zijn, worden erkend voornamen te zijn. Deze mogen worden opgenomen
in de lijsten van het Rijk, die bedoeld zijn om de geboorte van kinderen vast te leggen. Publieke
Officieren is het verboden om enige andere naam in hun akten te schrijven.
Gezien het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811, met betrekking tot die inwoners
van Holland die geen vaste voor- en familienamen bezitten, hetwelk de volgende strekking
heeft:
In het Paleis van St. Cloud, den 18 Augustus 1811.
Napoleon, Keizer der Franschen, Koning van Italiën, Beschermer van het Rhijnverbond, Bemiddelaar van het Zwitsersch Bondgenootschap.
Op het rapport van onzen Groot-Regter Minister van Justitie;
Gezien ons Decreet van den 20 July 1808;
Onzen Staatsraad gehoord;
Hebben wij gedecreteerd en decreteeren het geen volgt:
Art 1. De genen onzer onderdanen in de departementen van het voormalig Holland, der Monden van den Rhijn, der Monden van de Schelde en van het arrondissement Breda, welke tot dus verre genen vasten familienaam of voornamen hebben gehad, zullen gehouden zijn, zodanigen, in den loop van het jaar der bekendmaking van ons tegenwoordig decreet, aan te nemen, en de opgave daarvan te doen aan den ambtenaar van den civielen staat der gemeente, alwaar zij woonachtig zijn.
Art 2. De namen van steden zullen niet toegelaten worden als familie-namen. Als voornamen mogen worden aangenomen dezulke, die bij wet van den 11 Germinal jaar II zijn toegestaan.
Art 3. De Maires, de opneming der inwoners hunner gemeenten doende, zullen gehouden zijn, te onderzoeken en ter kennis van het bestuur te brengen, of dezelve persoonlijk de bij voorgaande artikelen voorgeschreven voorwaarden hebben vervuld. Zij zullen insgelijks gehouden zijn, de genen der inwoners van hunne Gemeenten, die van naam veranderd zijn, zonder zich te hebben gedragen naar de bepalingen van de bovengemelde wet van II Germinal IIde jaar, ter kennis van het bestuur te brengen.
Art 4. Van de bepalingen van ons tegenwoordig decreet zullen uitgezonderd zijn dezulken onzer onderdanen van de departementen van het voormalig Holland, der Monden van den Rhijn, der Monden van de Schelde en van het arrondissement Breda, die bekende namen en voornamen hebben, en welke zij bestendig hebben gevoerd, al ware het, dat die namen en voornamen voortkomstig zijn uit die der steden.
Art 5. De genen onzer onderdanen, in het voorgaand artikel vermeld, die hunne namen en voornamen willen behouden, zullen desniettemin gehouden zijn, dezelve op te geven, te weten: die, welke in bovengemelde departementen wonen, bij de mairie der gemeente, alwaar zij woonachtig zijn, en de andere, bij de zoodanige, alwaar zij voornemens zijn, hunne woonstede te vestigen: alles binnen den tijd, in art. 1 vermeld.
Art 6. De familienaam, dien de vader, of, bij ontstentenis van dien, de grootvader van vaderszijde, verklaard heeft, te willen aannemen, of welke hem toegekend zal blijven, zal aan alle kinderen worden gegeven, die gehouden zullen zijn, denzelven te voeren en aan te nemen in de akten; ten dien einde zal de vader, of, bij gebreke van dien, de grootvader, de aanwezig zijnde kinderen en kleinkinderen in zijne opgave vermelden, alsmede derzelver woonplaats; en dezulke onzer onderdanen, die hunnen vader, of bij ontstentenis van denzelven, hunnen grootvader nog in leven hebben, behoeven slechts te verklaren, dat hij nog in leven is, benevens de plaats van zijn verblijf.
Art 7. Zij, die de bij het tegenwoordig decreet voorgeschreven formaliteiten, en binnen den daar bij vermelden tijd, niet vervuld zullen hebben, en zij, die, in eenige publieke akte of onderhandsche verbintenis, willekeurig en zonder zich te hebben gedragen naar de bepalingen der wet van den 11 Germinal jaar II, van naam veranderd zouden zijn, zullen overeenkomstig de wetten gestraft worden.
Art 8. Onze grootregter minister van justitie en onze minister van binnenlandsche zaken zijn belast, ieder voor zoo veel hem aangaat, met de uitvoering van het tegenwoordig Decreet, dat in het bulletin der wetten zal worden geplaatst.
(getekend) NAPOLEON
Van wege den Keizer,
de Minister Secretaris van Staat,
(getekend) De Graaf Daru.
Arrest:
1.
Iedere inwoner van dit Departement, hetzij Joods of ander, die geen vaste familie- en voornaam bezit, zal gehouden zijn er een aan te nemen.
2.
Voor dit doel zal in iedere Mairie een dubbel Register worden neergelegd, met bladen die zijn geparafeerd en gezegeld door de president van de Rechtbank van Eerste Aanleg. In dit register zullen de opgaven worden geschreven.
3
Ieder gezinshoofd, waaronder mede wordt verstaan volgens de terminologie van art 1: een grootvader van vaderszijde, een opvoeder van minderjarige kinderen die noch vader, noch grootvader hebben, moet zich melden bij het Gemeentehuis van zijn woonplaats, om aldaar op het voormelde formulier opgave te doen van de voor- en familienamen die hij voor zich en zijn familie - dan wel zijn pupillen - heeft aangenomen.
4
De inwoners van dit Departement die geen vaste voor- en familienaam hebben en waarvan de vader, of - bij ontstentenis daarvan - de grootvader van vaderszijde nog in leven zijn, dienen zich bij hun Gemeentebestuur bekend te maken waarbij zij tevens hun adres moeten opgeven.
5
De bekendmaking van het onderhavige [document] zal worden opgedragen aan de onder-prefecten van het Departement en aan de Maire van de stad Amsterdam, die tevens de uitvoering zullen bewaken.
was getekend Comte de Celles,
blad 4
[Voorbeeld] formulier:
Voor ons, Maire van de gemeente ...... kanton ......
arrondissement ...... departement ..... is verschenen
Mozes ...... wonende te dewelke heeft verklaard
de naam ...... te {kiezen / behouden} als familienaam en als voornaam .....
Verklarende dat hij een zeker aantal zonen, dochters, kleinzonen, kleindochters heeft, te weten
Aaron ...... oud .... jaren, wonende te ..... aan wie hij
de voornaam ..... geeft Rebecca ....... oud .... jaren
wonende te ..... Et cetera, Isaac ...... zoon van Aron et cetera
En heeft met ons ondertekend op .................. 1811
|
|